Zowel het KMI (Koninklijk Meteorologisch Instituut) als
het Fonds voor Bestaanszekerheid van de bouw hebben aangegeven hoe
uitzonderlijk streng de voorbije winter is geweest. De Vlaamse Confederatie Bouw
(VCB) dringt er bij de Vlaamse regering op aan eveneens het uitzonderlijk
karakter van de voorbije winter te erkennen en hierover een omzendbrief uit te
brengen. De VCB betreurt dat eerste minister Di Rupo een dergelijke omzendbrief
heeft geweigerd. De VCB vraagt aan minister-president Kris Peeters wel op de
vraag van de sector in te gaan om aldus boetes wegens termijnoverschrijding te
vermijden. De recente statistieken van april tonen aan dat het aantal
faillissementen in de bouw hoog blijft. Boetes zullen deze situatie nog
verergeren.
De winterellende is
begonnen omstreeks 11 januari en is met twee korte tussenperiodes van enkele
dagen begin februari en begin maart continu blijven voortduren tot begin april.
Het KMI heeft het
winterweer tijdens de maanden januari, februari en maart telkens als abnormaal
tot zeer abnormaal gekwalificeerd wat betreft het aantal sneeuwdagen: 13 in
januari, 11 in februari en 11 in maart. Bovendien heeft het KMI de gemiddelde
temperaturen als abnormaal laag gekwalificeerd voor de maanden januari en
februari en zelfs als zeer uitzonderlijk laag voor de maand maart.
Het winterweer heeft dan
ook bijzonder lang aangehouden. Het aantal winterverletdagen dat het Fonds voor
Bestaanszekerheid van de bouw de voorbije winterperiode heeft erkend, is
opgelopen van 33 dagen aan de kust tot 42 dagen in Limburg. Dat is naargelang
van de regio 11 tot 17 dagen meer dan het gemiddeld aantal dagen tussen 1991 en
2011.
Om te vermijden dat elk bouwbedrijf voor elke opdracht apart moet gaan aantonen
dat het deze winter met abnormale weersomstandigheden werd geconfronteerd,
vraagt de VCB dat de Vlaamse regering voor haar administratie en instellingen
een omzendbrief zou opstellen waarin zij de voorbije winter in het algemeen als
uitzonderlijk en abnormaal erkent om op basis daarvan termijnverlengingen toe
te staan.
Een dergelijke omzendbrief
is voor de aannemers ook dienstig in hun onderhandelingen voor een
termijnverlenging met private opdrachtgevers die niet onder de toepassing van
de wet op de overheidsopdrachten vallen.
De lang aanslepende
winter was nefast voor de financiële situatie van de bouwbedrijven. Hun vaste
kosten bleven doorlopen terwijl zij niet konden factureren omdat de
bouwplaatsen noodgedwongen stil lagen. Voor grotere bouwbedrijven liepen de
extra kosten op tot meer dan 30.000 à 40.000 euro per dag. Daarbovenop komen nu
extra kosten om de achterstand in te halen, met name doordat overuren moeten
worden uitbetaald. Bovendien kunnen nieuwe projecten pas later van start gaan. In
een aantal gevallen zullen de bouwbedrijven ondanks alle inspanningen de werken
onmogelijk tijdig kunnen afwerken, waardoor zij geconfronteerd zullen worden
met extra boetes.
Dit is met name het
geval wanneer de uitvoeringstermijnen worden uitgedrukt in kalenderdagen in
plaats van in werkdagen. Een uitvoeringstermijn uitgedrukt in kalenderdagen betekent
dat de werken tegen een bepaalde datum klaar moeten zijn. Dit is bij steeds
meer werken het geval: niet alleen bij
de uitvoering van werken voor de sociale huisvestingsmaatschappijen maar nu ook
voor wegenwerken in het kader van het Minder Hinder Programma en voor de
talrijkere PPS-projecten. Wanneer de contractueel vastgelegde datum wordt
overschreden, dreigen zware boetes.
Heel wat bouwbedrijven
zijn reeds in liquiditeitsproblemen terechtgekomen omwille van de uitzonderlijk
lange duur van het winterweer. Intussen houdt het hoge aantal faillissementen
in de bouw van begin 2013 nog altijd aan. Voor de volledige Belgische bouw ging
het in januari om 196 faillissementen, in februari om 167, in maart om 169 en
volgens de pas vrijgegeven cijfers voor april nog eens om 178 faillissementen. Het
hoge aantal faillissementen in de bouw is ten dele aan de lang aanslepende
winter te wijten. Als nu niet wordt ingegrepen, zullen de gevolgen van de
aanslepende winter nog verergeren.
Marc Dillen,
directeur-generaal Vlaamse Confederatie Bouw